Ongewenst NSB-kind

Hij was een NSB-kind maar meer nog een nakomertje, een ongewenst kind. Ja, in het oorlogsjaar 1943 liep hij, jongetje van zeven, dagenlang barvoets door de straten van Groningen, het huis uitgejaagd door
zijn vader, bedelend om voedsel, 't kinderlijf met schurft bedekt. Bij wie toch was hij welkom? Bij wie mocht hij blijven?

Al zijn zeven kinderen kennen dit oorlogsverhaal, deze persoonlijke tragedie die te pas en te onpas uit zijn herinneringen naar boven welt als ze hun oude, amper zelfstandig wonende vader toch maar weer eens in z'n seniorenflat bezoeken. "Ik was een ongewenst NSB-kind," verzekert hij hen dan, de letters N.S.B. spatten uit z'n mond zodat elke toeluisteraar verschrikt het zwijgen ertoe doet. Ontzag dient getoond. Dit kind te moeten zijn geweest, is zijn lot, een eeuwigdurend lot, daar gelooft hij heilig in. Het was en is er altijd om op terug te vallen. Daar kan hij op rekenen.

De moeder van zijn kinderen zoekt hij zorgvuldig uit. Terwijl hij gearmd met z'n vriendinnetje van dat moment op straat loopt, door diezelfde Groningse straten als waar hij als kind zwierf, komt hij z'n toekomstige bruid tegen. Hij kent haar van de gymnastieklessen waar zij hem is opgevallen door haar goed gevormde lichaam dat bovendien de perfecte bouw heeft om kinderen te baren. "Zij wordt mijn vrouw, met haar zal ik trouwen," deelt hij z'n vriendin bezwerend mede, die door deze bizarre mededeling in het hart wordt geraakt. Komt het door z'n verleden, door z'n foute vader dat hij zo tactloos deze woorden spreekt? Of is het wederom dat lot?

Zeven kinderen baart zijn vrouw, gewenste kindertjes, stuk voor stuk en toch wil het huwelijk maar niet tot volle wasdom geraken. Hij voelt zich niet geborgen genoeg bij deze zorgvuldig uitgekozen vrouw, niet volkomen begrepen als hij weer eens vreemd gaat, op zoek naar meer begrip, naar meer 'thuiskomst', dat is nu eenmaal zijn lot. Dat moet zij toch begrijpen. Telkens blijkt de belofte niet langer andere vrouwen te begeren, zo loos als de uitspraak van een betrapt kind dat niettemin durft te beweren dat hij 'het' niet gedaan heeft. Hij weet daardoor zijn talenten, die hij wel degelijk bezit, niet optimaal te benutten.

Na 25 jaar hopen op beter weer, verlaat zijn vrouw hem. Eindelijk eist ze iets meer geluk dan wat hij te bieden heeft, de onvolwassen man die haar steeds in z'n greep wist te houden. O zeker, er verschijnt een andere vrouw die hem beter lijkt te doorgronden en daarna nog een jongere vrouw maar het mag niet baten want het lot, zíjn lot verslaat alles en iedereen keer op keer. Zijn zeer gewenste kinderen weten er alles van. Zij moeten het toch begrijpen.

1 opmerking:

  1. Iedereen heeft lidtekens uit zijn kindertijd. Voor de een is dat mishandeling of zelf misbruik. Voor de andere is dat gewenst zijn en geliefd, maar is er weer iets anders. Ik ben opgegroeid in een stabiele omgeving, een beetje te beschermd, de boze buitenwereld kwam nooit verder dan de krant en van verhalen van horen vertellen. Nooit in de directe nabijheid.

    Nu ik na al die jaren in rust, geluk en veiligheid te hebben gewoond in de buitenwereld kijk zie ik dat niet iedereen de zelfde kansen heeft gekregen. Niet de zelfde mogelijkheden. Voor sommigen is het zoeken naar (hun) geluk verworden tot een dogmatische dwangneurose, alles willen aanpassen zodat niemand meer van vrijheid kan genieten. Terwijl ik nu juist van mening ben dat men de deuren van de geest open moet gooien, de wereld in moet trekken en iedereen moet laten kennismaken met vrijwel ongelimiteerde geestelijke vrijheid.

    Het is beangstigend dat er mensen zijn die een NSB-mentaliteit aanhangen. Nog erger is de bekrompen geest van de mensen die nooit liefde hebben gehad, en nu dan daarom er ook voor willen zorgen dat anderen ook nooit die liefde zullen ervaren. Ik doel hier natuurlijk op de islam. En de nieuwe NSB zoals wij die kennen in allen die het slechte in de mens willen laten prevaleren, de nieuwe Nazi's niet willen aanpakken.

    Nu mijn beschadiging uit mijn kindertijd. Ik moest mijn bordje leeg eten. Mijn ouders hadden als kind de hongerwinter meegemaakt, en dat moest ik dan ook vaak horen; "Later zul je er nog eens naar snakken!" en "Denk maar eens aan die hongerende kindertjes in Afrika!" of "Jij hebt de hongerwinter niet meegemaakt, toen at men tulpebollen, en die waren ook niet lekker!" Het probleem was niet dat ik niet wilde eten, het probleem zit in mijn onverzettelijke geest.

    BeantwoordenVerwijderen