Multicultureel drama

J.M. Coetzee en Dick Gilsing schudden elkaar de hand     foto: Liesbeth Sluiter
Er was het boek (1999), toen was er de film (2009), nu is er de toneelvoorstelling van Toneelgroep Amsterdam. Het gaat hier om Disgrace (In ongenade) van de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee, inmiddels een moderne klassieker. Coetzee won er de Booker Prize mee (voor de tweede keer). En in 2003 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de Nobelprijs.
Coetzee was al eens uitgebreid geїnterviewd door Wim Kayzer in zijn tv-programma Van de Schoonheid en de Troost (VPRO – 2000), maar dat de mediaschuwe schrijver een vier dagen durend festival ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, waarbij hij ook nog eens de onderscheiding van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw opgespeld kreeg, zou accepteren, hadden de initiatiefnemers nauwelijks durven hopen. Toch was hij daar in mei 2010 in De Balie in Amsterdam. Ernstig en bedachtzaam. Te midden van recensenten, filosofen, schrijvers en theatermakers die door uitgeverij Cossee (verschillende van zijn boeken zijn door deze uitgever als eerste - in het Nederlands - gepubliceerd) waren opgetrommeld om hem in het volle licht te zetten. Coetzee geldt als een ongenadig schrijver die zichzelf, zijn personages en de lezer in pijnlijke situaties brengt. Die enerzijds ‘eerlijk’ is, anderzijds voortdurend speelt met vermommingen en maskers. Tijdens het festival (Is dit J.M. Coetzee?) zweeg hij vooral. De anderen waren aan het woord. Over de morele dilemma’s in zijn werk. Over het thema van wreedheid en menselijkheid. Over geweld, de rol van vrouwen in zijn oeuvre en zijn houding tegenover dieren. Ook de koele, afstandelijke stijl van Coetzee kwam ter sprake. En het begrip ‘dispassion’: een ogenschijnlijk niet geëngageerde maar toch ook weer heel betrokken houding. De roman In Ongenade nam een belangrijke plaats in de lezingen en discussies in. Ook de film Disgrace werd vertoond. De vraag is of de toneelvoorstelling van TA, ruim tien jaar na het verschijnen van de roman, nog iets toevoegt aan boek, film en al de discussies rondom Coetzee?

De hoofdpersoon van In ongenade, David Luri, docent aan de Kaapse Hogeschool, is in opspraak geraakt na een affaire met één van zijn studentes. Hij wordt door een commissie gehoord, bekent de feiten en wordt ontslagen. We zijn dan op pagina 70 van de roman. In de film is het ontslag (het motorisch moment dat het eigenlijke verhaal op gang brengt) al – zoals het in een film hoort – na 10 minuten aan de orde. Toen ik het boek las, sprak ik er een keer met iemand over die het gelezen had. Hij vond er niks aan: zo’n seksueel gefrustreerde man die het met hoeren of meisjes doet. Waarschijnlijk was hij niet verder gekomen dan p. 69. Want dan begint het in feite pas. Luri wordt inderdaad geïntroduceerd als een cynische en arrogante man, een literaire snob, die doceert over romantische dichters als Byron en Wordsworth, een intellectuele blanke Zuid-Afrikaan die geniet en leeft in splendid isolation van wat er daadwerkelijk in zijn land gebeurt. Hij ontvlucht na zijn deconfiture de stad en gaat zijn (lesbische) dochter Lucy opzoeken, die op het arme platteland van de Westkaap woont en daar honden verzorgt en groenten verbouwt die ze op de markt verkoopt. Tot ontsteltenis van David leest ze Dickens. Maar al snel gebeuren er zaken waarover hij zich echt druk gaat maken. Vader en dochter worden op brute wijze overvallen door drie zwarte jongens. Hij wordt in brand gestoken en opgesloten. Zij wordt verkracht, maar doet geen aangifte. Hij begrijpt haar keuze niet maar is helemaal geschokt wanneer ze zwanger is en een abortus weigert. De dochter is zelfs bereid met de aan één van de overvallers verwante buurman Petrus te trouwen in ruil voor zijn bescherming. Vader en dochter blijken zich totaal verschillend te verhouden tegenover de hen omringende werkelijkheid. Na zijn rol als academicus laat David Luri nu ook noodgedwongen zijn rol als vader achter zich. Hij leert zichzelf moeizaam zien zoals hij werkelijk is: niet langer de intellectueel die flirt met jonge gekleurde meisjes maar de oudere man die de zwerfhonden in het dierenasiel liefdevol aan hun einde helpt. Kern is de kloof tussen de wereld van de dochter en de vader. Zij vertegenwoordigen twee interpretaties van dezelfde werkelijkheid. Ergens zegt David: “Mijn hoofd is een asiel geworden voor oude gedachten die nergens anders heen kunnen.” En Lucy: “Misschien moet ik dat leren aanvaarden. Om van de grond af aan te beginnen. Met niets. Zonder troeven, zonder wapens, zonder eigendom, zonder rechten, zonder waardigheid. “ De dochter wil de vernedering accepteren, en alle schande en wrok achter zich laten om vanuit het niets opnieuw te beginnen. Haar vader kan dat niet bevatten, en noemt haar besluit ‘ziek en cynisch’. En dat zullen velen met hem denken. Lury beleeft zijn Werdegang. De oude orde (blank onderdrukt zwart) heeft geen stand gehouden. In het morele vacuüm dat daarna is ontstaan, kan zijn dochter niets anders doen, vindt zij, dan meebewegen en de wanorde omarmen. David vreest dat zijn dochter gebukt gaat onder witte zelfhaat. Alsof zij persoonlijk zou moeten boeten voor wat de blanken de zwarten in Zuid-Afrika hebben aangedaan. De dochter realiseert zich, dat ze zich moet voegen naar het sociale systeem. Ze heeft geen keus, vindt ze. Of ze moet vertrekken. De zwarte buurman, Petrus, zegt aan David: “Het is slecht wat er is gebeurd, maar het is voorbij.”

Regisseur Steve Jacobs heeft deze parabel verfilmd in de sfeer van een intiem kamerspel, dat minder afstandelijk lijkt dan het boek. Hij volgt het verhaal nauwgezet en legt de kijker geen interpretaties op. Het ironische maar tegelijkertijd ernstige spel van John Malkovich en de intensiteit van debutante Jessica Haines maken de hoofdrolspelers allerminst tot allegorische figuren. Zo ontstaat een literaire film, waarin gefocust wordt op de dilemma’s en waarheden van twee blanke mensen in het huidige Zuid-Afrika. De opnamen van het landschap en de couleur locale van de plaatselijke markt en het dierenasiel doen de rest. Prachtig is het slotbeeld waarin iets van een mogelijke verzoening tussen vader en dochter lijkt te gloren. In ieder geval een acceptatie van de situatie zoals die is.

Toneel is weer een ander medium. De voorstelling van Toneelgroep Amsterdam begint meteen met het verhoor van Davis Lurie, gespeeld door Gijs Scholten van Aschat, die beurtelings speler en verteller is in het prachtige toneelbeeld van Katrin Brack. Deze scenografie zet onmiddellijk de toon en blijft tijdens de voorstelling een markante rol spelen. Een grote groep zwarte mensen – volwassenen, jongeren, kinderen – , vergezeld van honden en andere dieren, neemt het grote podium in beslag. Al snel blijkt dat het meer dan vijftig aangeklede etalagepoppen zijn, in allerlei soorten en maten, maar allemaal zwart, waartoe de spelers zich in een strakke en telkens wisselende choreografie verhouden. Zo ontstaat – toch weer anders dan in het boek en de film – een heel dwingend universum waarin in twee uur het multiculturele drama wordt verteld. De regie is van Luc Perceval en de tekstbewerking van Josse de Pauw. Janni Goslinga speelt een krachtige Lucy, Felix Burleson een sterke buurman Petrus. En Van Aschat sleept je met zijn ironie, zijn afgemeten dialogen en perfect getimede omschakeling tussen spelen en vertellen door de boeiende , soms ook zware voorstelling heen. Het geheel van beeld, tekst, geluid en muziek maakt deze toneelvoorstelling tot een intense ervaring. De zaal was terecht uitverkocht.

Hierbij vergeleken is Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran, een voorstelling van Toneelgroep De Nieuw Amsterdam, een oefening in lichtheid. De min of meer Joodse jongen Mozes, of Momo (Tim Linde), raakt bevriend met de min of meer Arabische meneer Ibrahim (Sabri Saad El Hamus). Ze ploeteren door het leven, maar enige vorm van cynisme of verbittering kennen ze niet. Regisseur Erik Vos bewerkte het boek van Eric-Emanuel Schmitt en maakte er een zeer levenslustige toneelvertelling van. Ook hier gaat het om de bewerking van een boek en is er gekozen voor een afwisseling tussen spelen en vertellen. Maar deze verloopt zo natuurlijk, zo licht en speels dat dit procedé op geen enkele manier de vaart uit de voorstelling haalt. Ook inhoudelijk is de enscenering minder zwaar dan de bewerking van Coetzee’s roman. Ze gaat over culturele verschillen en tegenstellingen maar op een verrassend gemakkelijke en speelse manier.

Tenslotte: op 14 januari is in theater de Engelenbak in Amsterdam Het Huis van Bernarda Alba van de Spaanse schrijver Garcia Lorca in premiere gegaan. Lorca schreef deze 'landelijke tragedie' over vrouwen in een streng katholiek milieu in het Spanje van de jaren dertig in 1936, twee maanden voordat hij op 38-jarige leeftijd door de nationalisten van Franco werd vermoord. Regisseuse Agaath Witteman heeft ervoor gekozen verbanden te leggen tussen het streng-katholieke milieu dat Lorca schetst en de plaats van vrouwen daarin en de huidige positie van vrouwen binnen de orthodoxe islam en conservatieve joodse en christelijke stromingen. Witteman laat het stuk spelen door actrices met deze achtergrond, waarbij ze meer de overeenkomsten dan de verschillen tussen de godsdiensten wil benadrukken. We zouden meer naar elkaar moeten kijken dan op elkaar neer moeten kijken, zegt ze in de Volkskrant van 13 januari. Dat maakt op zijn minst nieuwsgierig.

1 opmerking:

  1. Haha, ik had vrijwel dezelfde reactie op 'In ongenade' (en de hoofdpersoon) als Dicks kennis: "oninteressante, seksueel gefrustreerde man." Als een boek pas na pagina 70 echt interessant wordt... Ik kreeg 'In ongenade' van J.M. Coetzee in 2003 van Sinterklaas, heb het wel uitgelezen maar niet omdat ik het zo goed vond. Hoe die dochter op haar verkrachting reageert / verwerkt...

    De eerste zin van de roman luidt:

    "Voor een man van zijn leeftijd, 52, gescheiden, heeft hij het probleem van de seks naar zijn idee heel aardig opgelost."

    Mooie openingszin, dat wel, maar 'probleem'?

    Misschien dat de film wel de moeite waard is.

    BeantwoordenVerwijderen