Noord-Zuid

door Dick Gilsing

“Willen de meisjes opstaan en met zuster Julia meegaan”. Een zaterdagavond ergens in maart 1965. De man uit wiens mond deze woorden hadden geklonken, leek zo weggelopen uit een film van Ingmar Bergman. De meisjes stonden gedwee op, en liepen smoezend en giechelend achter de zuster aan. Wij, de jongens, keken hen na en namen teleurgesteld nog een slokje uit het flesje ‘heksenpis’. De party was over. Dat werd verder nog een partijtje biljarten, tafeltennissen, of een vluggertje schaak, en dan naar de grote slaapzaal. Naar je eigen chambrette.

Die middag hadden we Het zevende zegel (1957) van Ingmar Bergman gezien. Geen tuinman dit keer maar een kruisridder ontmoet bij terugkeer De Dood, die hem komt halen. Maar eerst nog een partijtje schaak. Als de kruisridder wint, mag hij blijven leven. Veel, veel later parodieerde Koefnoen (daarvoor had Arjan Ederveen Herfstsonate (1978) al prachtig gepersifleerd) deze schaakpartij en sprak Paul Verhoeven erover in Zomergasten om zijn obsessie met de dood te verduidelijken. Een hele mooie diepgaande film van een groot regisseur, zo was ons die middag in de inleiding voorafgaand aan de vertoning verteld. Vooral lang, vonden we (hoewel: 92 minuten).In De maagdenbron (1960), de eerste die we in een reeks van vijf Bergmanfilms te zien hadden gekregen, gebeurde meer. Daarin werd een jonge vrouw verkracht en gedood door een stelletje herders. Nu zou er nog een trilogie volgen onder de noemer “God’s Zwijgen”, had de Bergmanpater ons verteld. Als in een duistere spiegel (1961), Avondmaalsgasten (1962) en De grote stilte (1963). We kregen wel vaker films te zien. Maar dat waren dan Ben Hur, De kanonnen van Navarone, en Le Trou. Ja, Le Trou. Dat was ‘thuis’. Op het internaat. Maar de Bergmanfilms kregen we te zien in een bioscoop in de stad, samen met de meisjes van een internaat uit diezelfde stad. De films werden steeds ingeleid door een pater met een Vlaams accent. Dat moet, zo stelde ik later vast, de Jezuïet Jos Burvenich zijn geweest, toentertijd bekend als de ‘filmpater’, een filmfanaat die met zijn ‘filmforums’ door Vlaanderen trok en nu dus ook zijn broeders in de Heer in Nederland aandeed. Hij was een grote fan van Bergman. Het verhaal wil, dat hij naar Zweden is gereisd om Bergman, zoon van een predikant, te bekeren tot het katholicisme. In ieder geval heeft hij Bergman in Brussel ontmoet, waarna hij heeft meegewerkt aan de scenario’s van de eerste twee films uit de trilogie “God’s zwijgen”.
De in 2008 overleden criticus en literatuurwetenschapper Kees Fens, opgegroeid op het Ignatius College van de Jezuïeten in Amsterdam, heeft zich nogal eens negatief uitgelaten over de geloofsmentaliteit op die – voor hem als jongen uit de Chassébuurt – katholiek-elitaire school. Maar als het erop aankwam schermde hij met de tegenstelling Noord – Zuid, waarbij hij altijd koos voor het warmbloedige katholieke zuiden ten gunste van het afstandelijke protestante noorden. “Bijna niets van



mij hoort bij het noorden, nagenoeg alles bij het zuiden”, schreef Fens in zijn rubriek In het voorbijgaan (De volkskrant) onder de titel Geniale mannen uit het zuiden. Deze tegenstelling tussen noord en zuid werkt hij in dat artikel uit aan de hand van de films van Bergman tegenover die van Italiaanse meesters als Antonioni en Passolini (de ‘beschouwenden’), Visconti (de ‘lyrische’) en vooral Fellini (de ‘spectaculaire’). Het lukt hem maar niet Bergman te omarmen zoals hij dat met de Italianen doet. Daarvoor zijn diens films naar zijn gevoel te literair; het beeld spreekt te weinig. Heftige, toneelmatige, Scandinavisch indringende (de wind van die andere Zweed, Strinberg, waait om de rotsen), gekwelde dialogen. In Italiaanse films spreekt voor Fens de wijsheid uit het beeld. Ze tonen veel meer humor en schitterend spektakelwerk. Hij heeft van een middagmaal in een film van Fellini meer geleerd dan van zo’n heftig gesprek tussen man en vrouw bij Bergman.

De een-na-laatste film die Bergman maakte (Fanny & Alexander 1982), wordt beschouwd als zijn meest toegankelijke. Voor hem was het een ode aan de kindertijd, de liefde en de verbeelding. Het verhaal baseerde hij op zijn eigen kindertijd, toen hij net als Alexander gefascineerd werd door de magie van het theater. De film begint met een luxueuze kerstviering in de huiselijke kring van een theaterfamilie, getoond vanuit het perspectief van Alexander. De geliefde vader van Fanny en Alexander sterft en hun moeder (actrice) trouwt met een akelige predikant, die dreigt met hel en verdoemenis. Met zijn verstikkende en benauwende opvattingen doodt hij elke verbeeldingskracht bij de kinderen en hun moeder. De toneelmakerij heeft het aangedurfd om deze legendarische film te bewerken voor een familiepubliek vanaf 8 jaar. Regisseur Liesbeth Cothof en schrijver/acteur Roel Adam beginnen hun toneelproductie meteen midden in een repetitie van Hamlet. Ze hebben de nodige scѐnes en situaties geschrapt, maar ze houden vast aan de kanteling van kleurrijke verbeeldingskracht in het theater naar de donkere, sombere realiteit en autoritaire discipline van de streng-religieuze stiefvader. Op het toneel is het niet Alexander maar Fanny die ons, kijkers, meeloodst in een waar spektakel dat tenslotte eindigt in een vrolijk happy end. Dat alles opgeluisterd met de ontroerende muziek van de Nederlandse Italiaan Beppe Costa, die de wervelende overgangen begeleidt met allerlei soorten harpjes, banjo en (elektrische) gitaar.
Ook de andere van die drie Scandinavische volgens Fens ‘koude protestanten’ wordt op dit moment gespeeld. Spoken (1881) van Ibsen bij Toneelgroep Amsterdam, dat eerder dit en vorig seizoen ook Scѐnes uit een huwelijk van Bergman speelde. Hier eveneens een hypocriete dominee (Hans Kesting) die zich aandient in het huis van Hélѐne Alving (Marieke Heebing) en haar zoon Oswald (Eelco Smits), die gekweld worden door spoken uit het verleden. Gast-regisseur Thomas Ostermeier, intendant van de Schaubühne am Leniner Platz in Berlijn, toont het Noorse verhaal in een prachtig-treurig decor waarin alles grijs en zwart is.
En jeugdtheater Artemis brengt Freule Julie (1888) van Strindberg voor kinderen vanaf 13 jaar. Het is midzomernacht. De graaf is er niet. En Julia stort zich in het feestgedruis van de boeren op het landgoed van de graaf. Ze verleidt knecht Jean. Of verleidt hij haar? Wanhoop en radeloosheid. Oorlog (het woord is van Strindberg) tussen de seksen, en tussen de twee verschillende sociale klassen. Artemis speelt de eenakter in de regie van de Vlaamse theatermaker Koen de Sutter als een roes-zonder-pauze. In tegenstelling tot De toneelmakerij ( Fanny & Alexander) heeft de Sutter niet gekozen voor een bewerking: de tekst van Strindberg wordt integraal gespeeld. Met live muziek (orgeltje, allerlei percussie) tussendoor. En met veel passie en temperament. Zo wordt het een heftig sprookje uit dat koude afstandelijke Noorden.
Opvolger van en voortwerkend in de traditie van Strindberg is de Zweedse toneelschrijver Lars Norén, die in de jaren ’80 in Nederland werd geïntroduceerd door Kars Woudstra. Op dit moment maakt de Noorse toneelschrijver Jon Fosse furore, die – evenals Norén - sombere relatiedrama’s schrijft. Ivo van Hove komt in april bij Toneelgroep Amsterdam met Fosses eerste toneelstuk uit 1994 (Nooit van elkaar), met Chris Nietweld en Gijs Scholten van Aschat. En op 23 en 24 maart a.s. is Rêve d’Automne (als Droom in de herfst in 2003 door Lidwien Roothaan geregisseerd bij Toneelgroep Oostpool) in de Amsterdamse stadsschouwburg te zien (met Nederlandse boventiteling). Regisseur is Patrice Chéreau, die behalve toneel ook opera’s en films (o.a. Gabrielle met Isabelle Huppert in de hoofdrol) ensceneert. In een interview liet Chéreau weten, dat Fosse vaak veel te cerebraal en te koud wordt gespeeld. We denken dat Scandinavische toneel- en filmkunst zo moet zijn, omdat we vooral naar Bergman hebben gekeken. Natuurlijk liggen er ijszeeën van stilte tussen de personages van Fosse. Maar toch is er passie. Noem het Noorse passie, zegt Chéreau. Volgens hem kun je In alle Europese theaterlanden Jon Fosse spelen. Alleen niet in Italië. “De Italiaanse stijl is te uitbundig. Frankrijk, dat gaat net.” Kees Fens zou het helemaal met hem eens geweest zijn.

2 opmerkingen:

  1. Dank voor de verwijzing naar de veel stereotypen bevestigende column van Kees Fens: 'Geniale mannen uit het zuiden'. Dankzij internet heb ik inmiddels de gehele tekst van Fens voor me.

    Begrijp ik het goed dan is er volgens Fens geen genialiteit in het Noorden omdat men daar protestant is en geen humor heeft. Wat is oorzaak en wat gevolg? 'De wijsheid over het leven komt van het beeld. Het is vaak de wijsheid van de dramatische onschuld.' Italianen is het protestantisme bespaard gebleven, aldus Fens, 'de humor moet de leer boven de Alpen hebben gehouden.'

    Afgelopen vrijdag werd in hartje Amsterdam een conferentie gehouden rond het thema 'De Italiaanse eenheid. Stereotypen en mystificatie van een verdeelde natie.' Hoogste tijd om dergelijke conferenties ook over de stereotypen en mystificaties omtrent het Noorden en de Noorderlingen te organiseren, met speciale aandacht voor het beeld, genialiteit, humor en - last but not least - dramatische onschuld.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @evert van kuijk. Heb je een link naar de tekst 'Geniale mannen uit het zuiden' van Fens?

    BeantwoordenVerwijderen